Onderzoek docenten 3-vmbo
Uit het praktijkonderzoek blijkt dat de docenten die lesgeven aan 3-vmbo verschillende visies hebben rondom de term ‘differentiatie’. De meeste docenten geven aan dat zij bij de toepassing van differentiatie rekening houden met het inspelen op de verschillende leerstijlen van de leerlingen, de verschillende leerniveaus en dat zij leerlingen de mogelijkheid bieden om te excelleren. Ook wordt het aanbieden van verschillende leerroutes en variëren in tempo en tijd als belangrijk gezien binnen de lessen. De docenten geven aan dat zij klassikaal instrueren en het aanreiken van vakoverstijgend onderwijs niet binnen het toepassen van differentiatie zien.
Het merendeel van de docenten geeft aan af en toe differentiatie toe te passen binnen hun lessen, maar niet met grote regelmaat. Differentiatie wordt het liefst toegepast aan de hand van uitdagende opdrachten voor de sterkere leerlingen en door extra instructie te bieden aan de leerlingen die die nodig hebben.
Tevens geven docenten aan dat zij inspelen op verschillen binnen hun groepen door verschillende soorten opdrachten aan te bieden aan hun leerlingen en hen keuzes te geven welke soort opdracht zij willen uitwerken. Ook wordt er veel gewerkt met variatie van tempo en tijd binnen de lessen aan 3-vmbo.
Differentiatie wordt het meest vaak toegepast in de verwerking. Docenten geven aan dat zij soms (te) weinig differentiatie inzetten, omdat zij hier naar eigen zeggen te weinig tijd voor hebben. Ook ontbreken er volgens hen praktische handreikingen en ervaren zij zichzelf nog niet ervaren genoeg op dit gebied.
De docenten van de vmboleerlingen uit het derde leerjaar zien het verschil in motivatie als het meest belangrijk binnen hun doelgroep. Zij proberen hier hun differentiatie het meest op aan te passen.
Ook worden verschillen in concentratievermogen, beheersingsniveau en prestatie als belangrijk gezien. Geen enkele docent geeft aan rekening te houden met verschil in levensovertuiging van hun leerlingen. De leerlingen geven ook aan dit als minst belangrijk te ervaren.
Men geeft aan het liefst gegevens over leerlingen te verzamelen aan de hand van observaties. Bovendien wordt er veel gewerkt met informatie die over de leerlingen ontstaat bij het maken van toetsen en huiswerk. Er wordt het minst gewerkt met dataverzameling aan de hand van digitale tools en proeftoetsen omdat de docenten naar eigen zeggen over te weinig kennis beschikken over de mogelijke toepassingen hiervan.
Onderzoeksresultaten in grafieken
Bron: Survio